Vroeger bij ons thuis waren mijn moeder en mijn broer(tje) de natuurliefhebbers. Mijn vader hield ook van dieren, maar had ze liever niet in huis. Het ouderlijk huis van mijn vader stond naast Avifauna en de familie is daar zo ongeveer opgegroeid. Wij kwamen daar best vaak, via de achteringang, want we hadden ook familie in het park wonen.

En ik? Ik hield van tekenen en muziek luisteren.

Blijkbaar is er ergens iets gebeurd, dat die liefde voor de natuur en vooral voor vogeltjes is ontstaan. Of was die eigenlijk altijd aanwezig en was ik daar gewoon niet zo uitgesproken in?

Hier volgt deel 1 van mijn vogelverhalen.

En de oma van mijn verhalen is niet de oma met het huis vlakbij Avifauna, maar mijn andere lieve oma, die dichtbij in Waddinxveen woonde en waar ik zo graag kwam.

 

 


 

 

 

 

1. De Turkse tortel

Mijn oma had vroeger een duifje, een tortelduif. Het hok hing aan de gevel van het huis in de achtertuin. Eerst was er een hok in de huiskamer, tot mijn oma wel heel vaak snotterde en nieste en zij allergisch bleek te zijn. Er werden ook postduiven gehouden in een groot duivenhok in de tuin. Die  duiven vond ik eigenlijk niet zo bijzonder. Maar de tortel was leuk. Je kon hem zelfs aaien. Meestal lag er dan een aantal dagen later een ei in het hok (...), arm beest!

2. De spreeuw

Mijn oma had eens een spreeuw in huis. Het beestje had een gebrek; Ik denk een gebroken vleugel, maar helemaal precies weet ik het eigenlijk niet meer.

Ik kwam als klein meisje graag en vaak bij mijn oma, dus ik heb het beest goed kunnen volgen. Na schooltijd stapte ik vaak op mijn fietsje om gezellig bij haar thee te gaan drinken.

De spreeuw zat bij mijn oma in de woonkamer. Eerst nog gewond in een bedje van een schoenendoos, maar al gauw hippend door het hele huis.

De spreeuw werd steeds vrijer en na een tijdje was mijn oma het wel een beetje zat. De hele kamer onder de vogelpoep is natuurlijk niet fijn. Ik weet nog dat zijn lievelingsplekje op de boeken in de kast onder het raam was. Je raadt wel hoe de boeken eruit zagen.

De spreeuw verhuisde daarom naar het duivenhok, dat achterin de tuin stond. Ook daar bezocht ik de spreeuw vaak. Tot ik op een dag merkte, dat hij er wat zielig bij zat. Toen bleek de spreeuw niet meer te kunnen lopen, omdat zijn pootjes verstrikt zaten in een sliert van duivenveren vermengd met duivenpoep. Na een hoop gepeuter en voorzichtig knippen met een schaar hebben oma en ik hem kunnen bevrijden van zijn last.

De spreeuw heeft het hele avontuur uiteindelijk niet overleefd; Een paar dagen later lag hij alsnog dood in het duivenhok. Waarschijnlijk zou hij het in de natuur nog geen dag gered hebben met zijn ‘gebrek’, maar het is altijd jammer wanneer zo’n dappere poging een dier te redden toch nog mislukt.

3. De tjiftjaf 

Op mijn twaalfde verhuisden we naar Dronten. We hadden daar een fijn huis met een klein bos vlakbij. Mijn broertje had een vogelgids en toen er eens een vogeltje tegen onze ruit gevlogen was, hebben we meteen opgezocht welke soort het was. Het vogeltje bleek een tjiftjaf te zijn en knapte gelukkig al snel op. Toen hij weer bijkwam, hipte hij op zijn eigen afbeelding in de vogelgids. Als dank liet hij een poepje achter op het boekje.

De tjiftjaf hebben we natuurlijk weer snel vrijgelaten.

4. De merel

In Dronten hadden wij een keer een merelnest in de tuin. Het nestje zat mooi verscholen tussen de klimop in de achtertuin.

Omdat ik toevallig voor school een werkstuk voor biologie moest maken, werd de merel het onderwerp.

Iedere dag ging ik de merels observeren, ik zocht informatie bij de bibliotheek (nee, er was nog geen internet) en ik probeerde niet al te vaak in het nest te kijken naar de eitjes.

Hoeveel eieren het waren weet ik niet meer. In die tijd maakten we alleen foto's op vakantie en bij bijzondere gelegenheden, dus nakijken kan ik het niet.

Volgens mij ligt het werkstuk nog ergens in een doos op zolder, als mooie herinnering.

Waar ik nog wel een foto van heb, is een ander merelnest, dat we hadden in het minituintje van het studentenhuis aan de Rodenrijsestraat in Rotterdam waar ik met Steven woonde. Het was gebouwd op een tuinslang die in de klimop hing.

Ik heb maar één keer een merel geschilderd, ondanks dat ik het een prachtige vogel vind. Ook heb ik er één gemaakt van keramiek in de zoektocht naar passende glazuren bij allerlei dieren. Beide zijn jonge merels, omdat ik de snavels van jonge vogeltjes altijd zo schattig vind.

 

5. De mus (1987)

In Rotterdam hebben Steven en ik een poosje een mus in huis gehad. Wat er mee gebeurd was? Geen idee meer, maar in ieder geval was hij nog jong en kon nog niet vliegen. Wij hebben de mus gevoed met eikrachtvoer en hij leefde vrolijk met onze tamme agapornis Joki.

Toen de mus groot genoeg was en kon vliegen, hebben wij hem weer vrijgelaten. Hij had bij ons genoeg vaardigheden geleerd, want toen hij in onze studentenachtertuin op het hek zat, zagen wij dat hij een heel grote mond/bek had tegen de andere vogels op het hek.

Van de mus hadden we nog wel foto’s. Let op de leuke vintage meubelen, die ook toen al vintage waren.

6. De meesjes

Met de Pabo gingen we op werkweek naar Roermond. We zaten met onze klas in een vakantiepark. Een stuk luxer dan andere werkweken die ik eerder had; geen modderige camping, keine Jugendherberge mit Etagenbetten, geen gehorige kampeerboerderij, maar losse huisjes met tweepersoonskamers.

Op een dag was er een meesje tegen de schuifpui van ons huisje gevlogen. Natuurlijk moest het arme beest bijkomen op een veilig plekje en dat was blijkbaar in mijn handen. Na een tijdje is hij weer weggevlogen.

Later, in ons huis in Waddinxveen, hadden we naast wat binnenkruipers zoals padden en kikkers, ook een keer een baby koolmeesje in de huiskamer. Hij was gewoon binnen komen vliegen en vond het er schijnbaar erg leuk, want het was nog niet gemakkelijk hem of haar weer voorzichtig naar buiten te krijgen.

7. De ransuil

Met mijn klas ging ik een paar keer per jaar naar het Bentwoud met de stichting NatuurWijs. Op een keer wees onze gids ons op een nest hoog in de boom, een uilennest, gemaakt in een oud nest van eksters. Maar met een grote groep kinderen in de buurt liet de uil zich natuurlijk niet zien.

Een paar dagen later ben ik teruggegaan, gewapend met camera. En wat een feest, geen volwassen ransuil gezien, maar wel een aantal jongen, die met hun kopjes boven het nest uitstaken. De braakballen heb ik verzameld en later uitgeplozen.

Een paar jaar geleden heb ik op een plekje in de wijk een boom gevonden met wel 7 roestende ransuilen erin! (Met dank aan Monique) Wat geweldig!

Ik houd veel van vogels, maar de uil is toch wel veruit favoriet! En ik heb vele uilen geschilderd, maar een ransuil eigenlijk nog steeds niet.

8. Het kauwtje

Ik heb wat met kauwtjes. Ik vind het grappige beesten en ze zijn ook nog eens prachtig van kleur.

Ook heb ik wat met opgezette vogels en een schedel van een kauw leek me heel gaaf om te hebben (om te schilderen uiteraard ðŸ˜‰). Natuurlijk kun je die kopen, maar ik had een ander plan. Aangezien er zoveel kauwtjes zijn, dacht ik dat ik er ook weleens een dood op straat zou kunnen vinden.

En inderdaad, ik zag er een op de weg liggen, aangereden, maar zo te zien in redelijke staat.

Nu heb ik misschien wat vreemde interesses, maar ervoor uitkomen is een tweede. Midden op de dag dat dode kauwtje van de drukke weg plukken, vond ik wel wat gênant. Toen ik er later in het donker en in de regen samen met mijn dochter weer langskwam, heb ik de stoute schoenen aangetrokken en heb vlug het dode beest met een plastic tas opgepakt.

Thuisgekomen heb ik hem snel in de tuin gelegd en verbaasde me erover dat ik iets wits aan de vogel zag, maar het was te donker om goed te kunnen zien. De volgende dag kwam ik erachter dat ik geen kauwtje van de weg had gehaald, maar een meerkoet...

9. Het goudhaantje 

Dit is voorlopig het laatste vogelverhaal.

Ik was in Gouda aan het winkelen met mijn moeder en ineens zagen we een vogeltje onderaan een grote winkelruit liggen. Waarschijnlijk was hij er nog maar net tegenaan gevlogen, want hij was nog helemaal gaaf en mooi. Helaas wel dood.

Het vogeltje had een prachtig geel kuifje en bleek een goudhaantje te zijn.

Voorzichtig heb ik hem meegenomen en thuis in de vriezer gestopt.

Ik heb een keer een poging gedaan hem na te tekenen en uiteindelijk ook te schilderen. Dat schilderijtje (trompe l’oeil) is niet zo leuk geworden als wat ik voor ogen had, maar dat heb je weleens. Later heb ik een levend vogeltje geschilderd, die was beter gelukt.

En het goudhaantje ligt nog steeds in de vriezer, wachtend tot ik hem tot leven wek door hem op te laten zetten of dat misschien zelf ooit te doen; taxidermie staat namelijk ook nog op mijn verlanglijstje...